De rode kamer is Pauline A. Chens epische hervertelling van het belangrijkste boek uit de Chinese literatuur, De droom van de rode kamer, dat zich afspeelt in het roerige Beijing van de achttiende eeuw. Het is een indringende roman over rangen en standen en over de ondergeschikte positie van Chinese vrouwen in die tijd, die ondanks de hun opgelegde beperkingen de kracht vinden om een eigen leven te leiden. Daiyu heeft haar hele leven in de provincie gewoond, maar wordt na de dood van haar moeder naar haar familie Jia in de Chinese hoofdstad Beijing gestuurd. Haar familieleden blijken tot haar verbazing nauwe banden te onderhouden met het keizerlijk paleis en een weelderig leven te leiden in de talrijke vertrekken van huize Rongguo. Ze zijn verwikkeld in geheimzinnige intriges en leveren een bittere strijd om macht en invloed. Daiyu trekt bij haar komst meteen de aandacht van haar neef Baoyu, maar hij is door zijn grootmoeder al uitgehuwelijkt aan een andere nicht. De noodlottige liefde tussen Daiyu en Baoyu markeert het begin van de teloorgang van de familie Jia.