In 1783, drie jaar na het voltooien van de kritik der reinen Vernunft, geeft Kant in de Prolegomena een systematisch overzicht van de grondgedachten van die Kritik. De Kritik werd moeilijk toegankelijk gevonden en dikwijls verkeerd begrepen. De wijsgeer Moses Mendelssohn noemde het in een brief aan Kant uit april 1783 een 'zenuwsap-verterend' werk. In de Prolegomena legt Kant daarom de grondgedachten van de Kritik opnieuw tilt. Deze plattegrond van zijn eerste hoofdwerk vormt nog steeds de beste toegang tot de kennistheoretische geschriften van Kant. Door een kritische zelfbegrenzing van de zuivere rede wilde zijn transcendentale filosofie de metafysica een nieuwe en wetenschappelijke grondslag geven. In de westerse filosofie bracht deze onderneming een 'copernicaanse revolutie' teweeg, die de verdere ontwikkeling van het denken blijvend heeft beheerst. Op een of andere wijze zijn alle latere filosofen gedwongen geweest tot een stellingname tegenover Kant.