“Word wakker, het zonnetje is al op,” fluiten
de mezen. “Het wordt een hele mooie dag
vandaag, een dag waarop je zomaar lacht...”
Plots scheert er een witte vogel over
de boomtoppen: “Krie, krie, krieeee.”
“Wat een schreeuwlelijk is dat!”
Verstoord kijkt Amber omhoog.
Wat is dat eigenlijk voor een vogel?
Die heeft ze nog nooit gezien!
“Ik ben Jonathan de zeemeeuw
en ik woon hier ver vandaan,
bij de zee.” “Moek, moek, moek.
Wat is dat, de zee?”
“Ken je de zee niet?”
Enthousiast begint Jonathan
te vertellen en Amber wordt
zo nieuwsgierig dat ze die zee
graag wil leren kennen en op reis
gaat naar onbekende oorden, naar waar
geen bomen en struiken,
geen bessen en nootjes,
geen gras en bloemen zijn,
maar uitgestrekte zandvlaktes,
een immense plas water met
zee-egels en zeepaardjes,
zeehonden en zeevissen,
zeeschildpadden en zeesterren...